Uw werknemer gaat (bijna) met pensioen. De pensioenaanvraag moet uw werknemer zelf doen. U kunt uw werknemer wel helpen. Bijvoorbeeld door uit te leggen welke keuzes er zijn.
Het is belangrijk dat uw werknemer weet welke keuzes er zijn rondom pensioen. Ga regelmatig in gesprek over pensioen. Neem bijvoorbeeld samen met uw werknemer de Pensioenwijzer door en bespreek de mogelijkheden en wensen die uw werknemer heeft. Zoals eerder stoppen met werken, deeltijdpensioen of tijdelijk een hoger of lager pensioen.
We informeren uw werknemer op verschillende momenten over het aanvragen van pensioen:
Als uw werknemer later dan de AOW-leeftijd met pensioen gaat, krijgt uw werknemer vanaf de AOW-leeftijd elk jaar bericht van ons over het aanvragen van pensioen.
Uw werknemer kiest zelf op welke leeftijd het pensioen ingaat. Dit kan maximaal 10 jaar voor AOW-leeftijd en 3 jaar na AOW-leeftijd. De bedragen die uw werknemer ziet in de persoonlijke omgeving zijn gebaseerd op de AOW-leeftijd (pensioenrichtleeftijd).
Uw werknemer vraagt het pensioen aan via de persoonlijke omgeving. Dit kan vanaf 6 maanden voor de gewenste pensioendatum. We raden aan om het pensioen uiterlijk 1 maand voor de gewenste pensioendatum aan te vragen. Zo weet uw werknemer zeker dat het pensioen op tijd wordt uitbetaald.
Bekijk samen met uw werknemer op de pagina pensioen aanvragen voor werknemers. Daar staat het complete stappenplan Pensioen aanvragen. U kunt ook samen de aanvraag invullen als uw werknemer daar toestemming voor geeft.
Als uw werknemer uit dienst gaat, stopt het dienstverband. Geef de einddatum van het dienstverband aan ons door bij de aangifte over het laatste loontijdvak dat uw werknemer nog werkt. U geeft dit door via uw salarispakket of via het Selfservice Werkgevers Portaal (SWP).
Dan gebruikt u een aangepaste periodefactor. Bekijk bij vragen over het berekenen van de periodefactor onze handleiding Premie en Gegevens via de pagina Handleidingen.
Bekijk de informatie voor uw werknemers over pensioen aanvragen.